Nederlands

 
afvoerput met goot
Uitspraak
Woordafbreking
  • af·voer·put
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afvoerput afvoerputten
verkleinwoord afvoerputje afvoerputjes

Zelfstandig naamwoord

de afvoerputm

  1. put voor het lozen van afvalwater vaak aan de bovenkant voorzien van een rooster
    • Sinds een jaar beschikken de gemeentelijke straatmakers over een grote, gele laadschop op vier zwarte wielen die hen “het gewicht uit handen neemt”. Een trottoirband van een meter weegt al gauw meer dan honderd kilo. In de Hoge Nieuwstraat liggen er zelfs van twee meter: drie- à vierhonderd kilo. Het versjouwen en op de juiste plaats "stellen' van die steenkolossen leverde veel rugklachten op. Hetzelfde gold voor de betonnen straatkolken: de afvoerputten. [1] 
  2. (figuurlijk) iets of iemand waar men alle vervelende zaken naartoe leidt
    • En nu Theo van Gogh alweer bijna heilig is verklaard, een goedmoedige lobbes die wel eens verbaal doorschoot, maar uiteindelijk het beste met de wereld voorhad, en ook nog eens de evenknie van Fassbinder, Bergman en Fellini, zou je bijna vergeten dat zijn website jarenlang een afvoerput was van hysterische, maar wel degelijk serieus bedoelde cultuurkritische ranzigheid en een verzamelplaats voor op hol geslagen figuren, die bijvoorbeeld de Gouden Tondeuse uitreikten wie zou er deze maand weer kaal geschoren moeten worden wegens landverraad in naam van het multiculturalisme? Er loopt een rode lijn van dit soort ludieke acties en de uitverkiezing op een website van een linkse dierenactivist van de Dierenbeul van het jaar de winnaar, lees ik in de Volkskrant, heeft inmiddels politiebescherming gekregen. [2] 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. NRC Hendrik Spiering 12 maart 1993
  2. NRC Bas Heijne 22 oktober 2005
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be