afvoerputje
- Geluid: afvoerputje (hulp, bestand)
- af·voer·put·je
het afvoerputje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord afvoerput
- ▸ En wat in afvoerputjes en toiletten verdween, werd één keer per week door een tankwagen opgehaald.[1]
- Het woord afvoerputje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ “Ons soort mensen” (2016), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026334672