zinker
- zin·ker
- naamwoord van handeling zinken met het achtervoegsel -er [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zinker | zinkers |
verkleinwoord | zinkertje | zinkertjes |
de zinker m
- (verouderd) een leiding die een watergang kruist en aangelegd is door afzinken
- ▸ De woordvoerder van AkzoNobel benadrukte gistermiddag dat de lekkage niet is ontstaan in een boring maar in een horizontale transportleiding. ,,Daarmee wordt slurrie, een mengsel van pekel, gips en kalk, van de fabriek weer teruggebracht naar cavernes. In een zinker, een verbindingsstuk, is een lek ontstaan. Deze was bij inspecties al geïdentificeerd als zwakke plek en zou vervangen worden. Helaas zijn we door de realiteit ingehaald."[3]
- ▸ In die periode wordt een nieuw riool aangelegd en wordt het laatste deel van de zinker aangebracht. Ook worden diverse kabels en leidingen vernieuwd.[4]
1. een leiding die een watergang kruist en aangelegd is door afzinken
- Het woord zinker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zinker" herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
66 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ zinker op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Bert Hellegers“Verontwaardiging om nieuwe vervuiling Akzo in bodem Hengelo” (25-07-2017), Tubantia
- ↑ Weblink bron Merle Heppenhuis“Deze kruising aan de rand van het centrum in Almelo is tot eind mei dicht” (31-03-2019), Tubantia
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be