• in·stor·ten
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
instorten
stortte in
ingestort
zwak -t volledig

instorten

  1. ergatief zwichten voor de zwaartekracht
    • Dat huis is ingestort nadat het getroffen was door een wervelwind. 
     Meteen liep ik naar mijn tent die onder het gewicht van de sneeuw voor de helft bleek te zijn ingestort.[1]
     In mei 1980 was Mt. St. Helens nog uitgebarsten, een van de grootste vulkanische erupties uit de geschiedenis van de Verenigde Staten, waarbij een groot deel van de berg instortte.[1]
  2. (figuurlijk) ergatief zwichten voor ander geweld
    • Hoe langer Oekraïne volhoudt, hoe kwetsbaarder Vladimir Poetin en zijn regime worden. “Ik kijk al twintig jaar naar dit regime, ik denk dat het voor het eerst mogelijk is dat het kan instorten,” zegt Michael Kofman, directeur van de invloedrijke Amerikaanse denktank CNA. “Ik zeg alleen niet dat het regime door iets beters vervangen gaat worden.” [2] 
  3. (figuurlijk) emotioneel helemaal van slag raken
     Maar toen mama naar me toe kwam zodra ik door de deur was geglipt en bezorgd vroeg waar ik was geweest, stortte ik compleet in terwijl ik mijn armen om haar heen sloeg, mijn hoofd tegen haar borst liet rusten en snikkend het vreselijke nieuws vertelde.[3]
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]
  1. 1,0 1,1
    Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2. www.parool.nl (15 mrt 2022)
  3. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be