• stort·te in
vervoeging van
instorten

stortte in

  1. enkelvoud verleden tijd van instorten
    • Ik stortte in. 
    • Jij stortte in. 
    • Hij, zij, het stortte in. 
     Maar toen mama naar me toe kwam zodra ik door de deur was geglipt en bezorgd vroeg waar ik was geweest, stortte ik compleet in terwijl ik mijn armen om haar heen sloeg, mijn hoofd tegen haar borst liet rusten en snikkend het vreselijke nieuws vertelde.[1]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767