• in·ge·stort
vervoeging van: instorten…
verbogen vorm: ingestorte

ingestort

  1. voltooid deelwoord van instorten
  2. vormt de voltooide tijden
    • De aandelenmarkt is daarna volledig ingestort. 
     Meteen liep ik naar mijn tent die onder het gewicht van de sneeuw voor de helft bleek te zijn ingestort.[1]
     Maar er moest ergens iets fout zijn gegaan, aangezien de hele gietvorm van de brugoverspanning in de slotfase was ingestort. Dat was het enige wat met zekerheid kon worden gezegd.[2]
  3. attributief gebruikt
    • Het ingestorte huis moest geheel afgebroken worden. 
    • In Nederland staan mogelijk honderd tot honderdvijftig gebouwen met vloeren zoals die in de ingestorte parkeergarage zijn gebruikt. [3] 
stellend
onverbogen ingestort
verbogen ingestorte
partitief ingestorts

ingestort

  1. in elkaar gevallen, vervallen
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142
  3. www.nu.nl
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be