storten
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
storten | |
stort | |
storting |
- stor·ten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
storten |
stortte |
gestort |
zwak -t | volledig |
storten
- overgankelijk van enige hoogte ergens in laten vallen
- overgankelijk geld in een rekening inbrengen
- Hij had gelukkig genoeg gestort om te voorkomen dat hij rood kwam te staan
- wederkerend zich ~ op zich volledig aan een bepaalde bezigheid gaan wijden
- Hij had zich voldoende op zijn wiskunde gestort en slaagde met een goed cijfer voor zijn tentamen.
- ▸ Hij concentreerde zich op het maken van taco’s en ik stortte me op een spinaziesalade, vol noten, geitenkaas en kip.[4]
|
1. van enige hoogte ergens in laten vallen
stellend | |
---|---|
onverbogen | (alleen attributief) |
verbogen |
storten
- uit stort, dun plaatstaal vervaardigd
de storten mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord stort
- Het woord storten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "storten" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "storten" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ storten op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Rob Gollin“De helling van de mooie meisjes knijpt de renner de keel dicht” (10 juli 2019), de Volkskrant
- ↑ 4,0 4,1 Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be