stortkoker

Nederlands

[2] stortkoker van een graansilo

Uitspraak

• Geluid:  stortkoker    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• stort·ko·ker

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  stort zn  en  koker zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	stortkoker	stortkokers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de stortkoker m

1. een koker waardoor men afval naar beneden kan gooien in een appartementengebouw of flat

   • Ze is niet overtuigd, maar zoals ze niet wist hoe ze de jongen die ze snikkend bij de vuilstortkoker aantrof moest negeren, zoals ze niet niet naar beneden naar de conciërge kon gaan, om zijn sleutels te lenen en in een afvalcontainer naar zijn dierbare postzegelalbums te gaan graaien, weet ze nu niet hoe ze zichzelf eruit kan werken. 
   • Bij de bezichtiging van een pas voltooid deel van de Amsterdamse Bijlmer, nam Juliana na het officiële deel nog even een kijkje bij een oudere woontoren, waarvan de bewoners haar hadden geschreven dat ze al jaren zonder resultaat klaagden over stankoverlast uit de stortkokers. Nadat de majesteit had vastgesteld dat het er inderdaad stonk, verhielp de woningbouwvereniging het euvel gezwind.  
   • Containers voor gescheiden afval zijn nu nog een zeldzaamheid in Rusland. De meeste Russen wonen in flatgebouwen en gooien hun afval in de stortkoker of in grote containers op straat. Van daar gaat het naar vaak enorme open stortplaatsen, die tot de grootste van Europa behoren. Daar komt alles samen, van etensresten tot flessen, batterijen, kwikthermometers en ander chemisch afval. 

2. een koker waardoor men iets naar beneden kan laten vallen

Synoniemen

• [1] afvalbuis, afvalkanaal, afvalkoker, afvoerkanaal
• [2] stortgat

Vertalingen

    1. afvalbuis   

Engels: refuse chute (en)

Gangbaarheid

• Het woord stortkoker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.