• dump
  • van het Engelse 'to dump' (neergooien)[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord dump dumps
verkleinwoord - -

dedumpm

  1. (militair) depot van legergoederen
  2. (handel) winkel waar overbodig geworden of afgedankte legergoederen verkocht worden
vervoeging van
dumpen

dump

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dumpen
    • Ik dump. 
  2. gebiedende wijs van dumpen
    • Dump! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dumpen
    • Dump je? 
99 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.[2]