dumpen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van dumpen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		dumpen			te dumpen
	toekomend		zullen dumpen			te zullen dumpen
voltooid	tegenwoordig		hebben gedumpt			te hebben gedumpt
	toekomend		gedumpt zullen hebben			gedumpt te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	dumpend		gedumpt			ev. dump	mv. verouderd dumpt	dumpe
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	dump	dumpt	dumpt	dumpt	dumpt	dumpen	dumpen	dumpen
verleden (o.v.t.)	dumpte	dumpte	dumpte	dumpte	dumpte	dumpten	dumpten	dumpten
toekomend (o.t.t.t.)	zal dumpen	zult/zal dumpen	zult/zal dumpen	zult dumpen	zal dumpen	zullen dumpen	zullen dumpen	zullen dumpen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou dumpen	zou dumpen	zou(dt) dumpen	zoudt dumpen	zou dumpen	zouden dumpen	zouden dumpen	zouden dumpen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gedumpt	hebt gedumpt	hebt/heeft gedumpt	hebt gedumpt	heeft gedumpt	hebben gedumpt	hebben gedumpt	hebben gedumpt
verleden (v.v.t.)	had gedumpt	had gedumpt	had gedumpt	hadt gedumpt	had gedumpt	hadden gedumpt	hadden gedumpt	hadden gedumpt
toekomend (v.t.t.t.)	zal gedumpt hebben	zal/zult gedumpt hebben	zult/zal gedumpt hebben	zult gedumpt hebben	zal gedumpt hebben	zullen gedumpt hebben	zullen gedumpt hebben	zullen gedumpt hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gedumpt hebben	zou gedumpt hebben	zou/zoudt gedumpt hebben	zoudt gedumpt hebben	zou gedumpt hebben	zouden gedumpt hebben	zouden gedumpt hebben	zouden gedumpt hebben
onpersoonlijke lijdende vorm gedumpt worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt gedumpt				er is gedumpt
verleden	er werd gedumpt				er was gedumpt
toekomend	er zal gedumpt worden				er zal gedumpt zijn
voorwaardelijk	er zou gedumpt worden				er zou gedumpt zijn