dumpen
- dum·pen
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘onder de markt verkopen, storten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1972 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
dumpen |
dumpte |
gedumpt |
zwak -t | volledig |
dumpen
- overgankelijk (in grote hoeveelheden) onder de gangbare prijs verkopen.
- De Verenigde Staten en de Europese Unie dumpen hun overschotten op de wereldmarkt.
- overgankelijk storten, lozen, wegwerpen
- Afval dumpen in de oceaan is strafbaar.
- overgankelijk (m.b.t. een persoon) zich ontdoen van.
- Kleine gemeenten dumpen asielzoekers in grote steden.
- overgankelijk (m.b.t. een geliefde) afdanken, de bons geven, het uitmaken met.
- Je vriendje dumpen per sms wordt als zeer brutaal ervaren.
1. produkten onder de gangbare prijs verkopen
3. zich ontdoen van (dingen en mensen)
4. een relatie beëindigen, een geliefde afdanken
- Het woord dumpen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dumpen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "dumpen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be