• lo·zen
  • In de betekenis van ‘losmaken, verwijderen’ voor het eerst aangetroffen in 1275 [1]
  • [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
lozen
loosde
geloosd
zwak -d volledig

lozen

  1. overgankelijk iets uitwerpen, kwijt zien te raken, gewoonlijk een vloeistof
    • Vroeger werden er veel kalizouten in de Rijn geloosd. 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]