verter
- ver·ter
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verter |
vertía |
vertido |
volledig |
verter
- onovergankelijk uitmonden in, afwateren, in, uitstromen in, uitkomem in
- overgankelijk morsen, knoeien
- storten, gieten, leeggieten
- vertalen, omzetten
- verter in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española