uitstromen
- Geluid: uitstromen (hulp, bestand)
- uit·stro·men
- samenstelling van uit en stromen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitstromen |
stroomde uit |
uitgestroomd |
zwak -d | volledig |
uitstromen [1]
- naar buiten stromen
- ▸ Het badwater bedekte het tapijt en stroomde onder de deur door de kamer uit.[2]
- leegstromen
- Zo heette de watervlakte waarin de Grote Aqua tenslotte uitstroomde. [3]
de uitstromen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord uitstroom
- Het woord uitstromen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Herzen, FrankDe zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 114