• IPA: / ˈapfyːʀn̩ /, / ˈapfyːɐ̯n̩ /, / ˈapfyːʀən /
  • ab·füh·ren
  • Afleiding van het Duitse werkwoord führen met het voorvoegsel ab-
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
abführen
/ˈapfyːʀn̩/
/ ˈapfyːɐ̯n̩ /
/ ˈapfyːʀən /
führte ab
/ ˈfyːɐ̯tə ap /
(hat) abgeführt
/ ˈapɡəfyːɐ̯t /
zwak volledig

abführen

  1. overgankelijk afvoeren, wegvoeren
    «Die Täter wurden abgeführt
    De dader werd afgevoerd.
    «Der betrunkene und uneinsichtige Unruhestifter musste von der Polizei letztendlich abgeführt werden.»
    De dronken en niet voor reden vatbare onruststokert moest uiteindelijk door de politie weggevoerd worden.
  2. overgankelijk afvoeren, lozen
    «Der Abgasventilator sorgt dafür, dass die Abgase abgeführt werden.»
    De verbrandingsgasventilator zorgt ervoor dat de verbrandingsgassen afgevoerd worden.
    «Dadurch wird die Abwärme abgeführt
    Daardoor werd de afgegeven warmte afgevoerd.
  3. overgankelijk afwijken
    «Diese Route führte sie von ihrem ursprünglichen Ziel ab
    Deze route week van haar oorspronkelijke doel af.
    «Seine Ausführungen führen vom Thema ab
    Zijn uiteenzettingen weken van het thema af.
  4. onovergankelijk afbuigen
    «Genau an dieser Stelle führte früher der Weg von der Straße ab
    Precies hier boog vroeger de weg van de straat af.
  5. overgankelijk afdragen
    «Jede normale Firma muss Steuern an das Finanzamt abführen
    Iedere normale firma moet belastingen aan de belastingdienst afdragen.
  6. onovergankelijk de stoelgang bevorderen, laxeren
    «Man sagt, dass Rhabarber gut abführt
    Men zegt dat rabarber de stoelgang bevordert.
  7. onovergankelijk de darmen legen, purgeren
    «Der Patient konnte schon drei Tage nicht abführen
    De patiënt kon al drie dagen niet purgeren.
  8. overgankelijk (schrift- en printwezen) een zin of tekstgedeelte van één concluderend aanhalingsteken voorzien.
  9. overgankelijk (jachttaal) africhten
    «Die Jagdhunde wurden abgeführt
    De jachthonden worden afgericht.