laxeren
- laxe·ren
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘de stoelgang bevorderen’ voor het eerst aangetroffen in 1477 [1]
- [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
laxeren |
laxeerde |
gelaxeerd |
zwak -d | volledig |
- (medisch) overgankelijk behandelen met laxeermiddelen
- Het woord laxeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "laxeren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ "laxeren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ laxeren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be