• af·drij·ven
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afdrijven
dreef af
afgedreven
klasse 1 volledig

afdrijven

  1. ergatief onder invloed van bijvoorbeeld de wind van zijn plaats geraken
    • We hadden niet in de gaten hoe ver we afgedreven waren. 
  2. overgankelijk (medisch) het doen afscheiden van iets inwendigs
    • Dit medicijn drijft vocht af. 
  3. overgankelijk (scheikunde) goud of zilver zuiveren van het lood, koper enz. waarmee het vermengd is
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be