ze
![]() |
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onderwerp | voorwerp | onderwerp | voorwerp | |
1e persoon | ik 'k | mij me | wij we | ons |
2e persoon (informeel) |
jij je | jou je | jullie | jullie |
2e persoon (formeel) |
u | u | u | u |
2e persoon (regionaal) |
gij ge | u | gij ge | u |
3e persoon (mannelijk) |
hij ie | hem 'm | zij ze | (dat.) hun (acc.) hen ze |
3e persoon (vrouwelijk) |
zij ze | haar 'r, d'r | ||
3e persoon (onzijdig) |
het 't | het 't | ||
Boven: benadrukte vorm. Onder: onbenadrukte vorm |
- ze
- In de betekenis van ‘persoonlijk voornaamwoord’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1350 [1]
ze
- clitische vorm van zij; derde persoon vrouwelijk enkelvoud, onderwerp
- Komt ze vanavond nog?
- clitische vorm van zij; derde persoon meervoud, onderwerp
- Ze hebben daar zo hun redenen voor.
- (spreektaal) clitische vorm van hen of hun; derde persoon meervoud, voorwerp
- Heb je ze al een briefje geschreven?
- Het woord ze staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ze" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "ze" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- ze
- Afgeleid van het Middelhoogduitse ze
ze
- te; komt regelmatig voor in combinatie met een infinitief
- «De Kaffi ass ze waarm fir ze drénken.»
- De koffie is te heet om te drinken.
- «De Kaffi ass ze waarm fir ze drénken.»
ze
- te; in grotere mate of hoeveelheid dan wenselijk is
- «De Kaffi ass ze waarm fir ze drénken.»
- De koffie is te heet om te drinken.
- «De Kaffi ass ze waarm fir ze drénken.»
- ze