• zie
vervoeging van
zien

zie

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zien
    • Ik zie. 
  2. gebiedende wijs van zien
    • Zie! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zien
    • Zie je? 
     Bovendien wordt, door af en toe alleen te zijn, de tijd die je samen met je partner of gezin doorbrengt nog waardevoller en zie je veel duidelijker wat echt belangrijk voor je is.[1]
vervoeging van
zien

zie

  1. aanvoegende wijs van zien
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  


  enkelvoud meervoud
onderwerp voorwerp onderwerp voorwerp
1e persoon (ik)
k
mie wie os
2e persoon
(informeel)
doe die joe joe
2e persoon
(formeel)
joe joe joe joe
3e persoon
(mannelijk)
hai hom zai
zie
heur
3e persoon
(vrouwelijk)
zai
zie
heur
3e persoon
(onzijdig)
t t

zie

  1. zij


  • zi·e

zie v mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zia