heur [2]
- haar
- Zij droeg een bloem in heur haar
heur
- haar; bezit aanduidend door een 3e persoon vrouwelijk enkelvoud
heur
- hoor; ter bevestiging, ontkenning, toestemming, instemming enz. tussen of na een uitspraak of mededeling
heur
- haar; bezit aanduidend door een 3e persoon vrouwelijk enkelvoud
heur
- hoor; ter bevestiging, ontkenning, toestemming, instemming enz. tussen of na een uitspraak of mededeling