die
- die
- In de betekenis van ‘aanwijzend voornaamwoord’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
- afkomstig van:
- Middelnederlands: die, des
- Oudnederlands: thie, thē, thia, thiu
- Germaans: *sa
- Indo-Europees: *só
- Verwant in Germaans:
- wijst iets of iemand aan dat zich niet in de onmiddellijke nabijheid van de spreker bevindt
- ter aankondiging van een bepaling
1. wijst iets aan dat zich niet in de onmiddellijke nabijheid van de spreker bevindt
2. ter aankondiging van een bepaling
die m
- (spreektaal) (informeel) een niet benadrukte vorm van hij, 3e persoon enkelvoud mannelijk
- Alleen gangbaar na een niet op een t-klank eindigende persoonsvorm of inleidend woord van een bijzin[4].
- Om de uitspraak weer te geven wordt dit woord ook wel met het voorgaande woord verbonden door een koppelteken of door aaneenschrijven: "Wat wil-die nou weer?" of "Wat wildie nou weer?"
- Het woord die staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "die" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "die" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Meester, J. de"Van haar luister beroofd." hfst. XI in: De Gids. jrg. 87 deel 1 (1923) P.N. van Kampen & zoon, Amsterdam; p. 360; geraadpleegd 2016-08-29
- ↑ Loon, P. vanHet grote boek van kleine vampiers 2e druk (2013) Leopold B.V., Amsterdam; ISBN 9789025864514;p. 114; geraadpleegd 2016-08-29
- ↑
Weblink bron
W. Haeseryn e.a.“5.2.5.1 De vormen” (januari 2019) op e-ans.ivdnt.org (Algemene Nederlandse Spraakkunst) - ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be