tie
- tie
- geassimileerde vorm van die (persoonlijk voornaamwoord) na een woord dat op een stemloze medeklinker anders dan -t eindigt [1]
tie m
- (spreektaal) (informeel) een niet benadrukte vorm van hij, 3e persoon enkelvoud mannelijk
- Alleen gangbaar na een persoonsvorm of inleidend woord van een bijzin.
- Om de uitspraak weer te geven wordt dit woord ook wel met het voorgaande woord aaneengeschreven of verbonden door een koppelteken waarbij in het laatste geval door -t- af te splitsen een relatie met ie wordt gelegd: "Istie niet mooi?", "Is-tie niet mooi?" of "Is-t-ie niet mooi?"
- die (na een persoonsvorm of inleidend woord bijzin eindigend op een stemhebbende klank)
- ie (na persoonsvorm of inleidend woord bijzin)
- Het woord tie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron W. Haeseryn e.a.“5.2.5.1 De vormen” (januari 2019) op e-ans.ivdnt.org (Algemene Nederlandse Spraakkunst)
- ↑ Jonge, K. de"Kunstboom" in: Nieuwsblad van het Noorden jrg. 105 nr. 304 (24 december 1992); p. 33 kol. 7; geraadpleegd 2016-08-30
- ↑ Speenhoff, J.J.geciteerd inKaaij, M.Toonzetters: sleutel tot de klassieke muziek (2006) Inmerc, Wormer; ISBN 9789066115637; p. 132; geraadpleegd 2016-08-30
enkelvoud | meervoud |
---|---|
tie | ties |
tie
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to tie |
he/she/it | ties |
verleden tijd | tied |
voltooid deelwoord |
tied |
onvoltooid deelwoord |
tying |
gebiedende wijs | tie |
tie
- In onderzoek van 2014-2018 door het Centrum voor Leesonderzoek werd "tie" herkend door:
100 % | van de Amerikanen; |
100 % | van de Britten.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 18 februari 2020 “Measures of word prevalence for 61,800 English words” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
naamval | m | v | m | v |
nominatief | tas | tā | tie | tās |
genitief | tā | tās | to | to |
datief | tam | tai | tiem | tām |
accusatief | to | to | tos | tās |
instrumentalis | ar to | ar to | ar tiem | ar tām |
locatief | tajā; tai; tanī | tajā; tai; tanī | tajos; tais; tanīs | tajās; tais; tanīs |
tie
- die, nominatief mv van tas dat verwijst naar een mannelijk woord