binden
- bin·den
- In de betekenis van ‘met touw vastmaken’ voor het eerst aangetroffen in 1100 [1]
- Komt uit de PIE-wortel *bhendh en het Gotische bindan.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
binden |
bond |
gebonden |
klasse 3 | volledig |
binden
- vastmaken (evt. figuurlijk), bevestigen
- Hij bond de boot met een touw vast aan de paal.
- Door het schriftelijke contract waren de beide bedrijven gebonden aan de gemaakte afspraken.
- ▸ Het was nog een stuk moeilijker dan gedacht om een touw over een hoge tak te gooien. Ik keek aandachtig naar England terwijl hij in één worp zijn touw over een hoge tak slingerde. Toen was het mijn beurt en ik bond een steen aan een lang stuk touw, hield de grote lussen in mijn linkerhand, gaf een harde slinger en liet los.[2]
- ▸ Zij transformeerde van echtgenote tot de moeder die alle trucs uit het boek tevoorschijn haalde om haar enige zoon nog meer dan voorheen aan zich te binden.[3]
- iets om iets anders leggen
- Hij bond een sjaal om zijn nek om een verkoudheid te voorkomen.
- dikker maken van een saus meestal door bloem
- Hij heeft de soep gebonden door er bloem aan toe te voegen en daarna te koken.
- niet meer helemaal vrij zijn
- Het vrije ondernemerschap is in Nederland gebonden aan wet- en regelgeving.
1. vastmaken (evt. figuurlijk)
- Het woord binden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "binden" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "binden" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /ˈbindn̩/, /ˈbindən/
- bin·den
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
binden /ˈbindn̩/, /ˈbindən/ |
band /bant/ |
gebunden /gəˈbʊndn̩/, /gəˈbʊndən/ |
volledig |
- Afgeleid van het Middelhoogduitse binden
binden
- IPA: /biːndən/, /bindən/
- Afgeleid van het Angelsaksische bindan
binden
- Afgeleid van het Oudhoogduitse bintan
binden
- IPA: /bɪndən/
- Afgeleid van het Oudsaksische bindan
binden
stamtijd | |||
---|---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd | voltooid deelwoord | |
enkelvoud | meervoud | ||
binden | bant | bonden | gebonden |
klasse 3 | volledig |
- Afgeleid van het Oudnederlandse bindan
binden