binden/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van binden | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | binden | te binden | ||||||
toekomend | zullen binden | te zullen binden | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gebonden | te hebben gebonden | ||||||
toekomend | gebonden zullen hebben | gebonden te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
bindend | gebonden | ev. bind |
mv. verouderd bindt |
binde | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | bind | bindt | bindt | bindt | bindt | binden | binden | binden | |
verleden (o.v.t.) | bond | bond | bond | bondt[1] | bond | bonden | bonden | bonden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal binden | zult/zal binden | zult/zal binden | zult binden | zal binden | zullen binden | zullen binden | zullen binden | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou binden | zou binden | zou(dt) binden | zoudt binden | zou binden | zouden binden | zouden binden | zouden binden | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gebonden | hebt gebonden | hebt/heeft gebonden | hebt gebonden | heeft gebonden | hebben gebonden | hebben gebonden | hebben gebonden | |
verleden (v.v.t.) | had gebonden | had gebonden | had gebonden | hadt gebonden | had gebonden | hadden gebonden | hadden gebonden | hadden gebonden | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gebonden hebben | zal/zult gebonden hebben | zult/zal gebonden hebben | zult gebonden hebben | zal gebonden hebben | zullen gebonden hebben | zullen gebonden hebben | zullen gebonden hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gebonden hebben | zou gebonden hebben | zou/zoudt gebonden hebben | zoudt gebonden hebben | zou gebonden hebben | zouden gebonden hebben | zouden gebonden hebben | zouden gebonden hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm gebonden worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt gebonden | er is gebonden | |||||||
verleden | er werd gebonden | er was gebonden | |||||||
toekomend | er zal gebonden worden | er zal gebonden zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou gebonden worden | er zou gebonden zijn |