bonden
- bon·den
vervoeging van |
---|
binden |
bonden
- meervoud verleden tijd van binden
- Wij bonden.
- Jullie bonden.
- Zij bonden.
- Wij bonden.
de bonden mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord bond
- Het woord bonden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bonden" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- bon·den
Naar frequentie | 10344 |
---|
bonden
- nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van bonde
- bon·den
bonden
- nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van bonde