• ont·bin·den
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ontbinden
ontbond
ontbonden
klasse 3 volledig

ontbinden

  1. overgankelijk een organisatie opheffen
    • Er werd besloten de vereniging te ontbinden. 
  2. ergatief (scheikunde) het uiteen (laten) vallen van een chemische stof in een aantal andere
    • Als je een polymeer aan een te hoge temparatuur blootstelt, zal het ontbinden. 
  3. overgankelijk (wiskunde) het bepalen van de factoren waaruit een getal of uitdrukking is samengesteld
    • Ontbind dit getal in zijn priemgetallen. 
  4. ergatief het aan verrotting onderhevig zijn van een gestorven organisme
    • Het lijk begon te ontbinden. 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be