ombinden
- om·bin·den
- samenstelling van om en binden
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ombinden |
bond om |
omgebonden |
klasse 3 | volledig |
ómbinden
- overgankelijk iets bevestigen door bindsels rond een bestigingspunt te wentelen
- Het ooglapje werd omgebonden en het piratenkeppeltje werd opgezet.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ombinden |
ombond |
ombonden |
klasse 3 | volledig |
ombínden
- overgankelijk bedekken met bindsels
- Elk wondje werd ombonden; hij zag eruit als een mummie.
- Het woord ombinden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ombinden" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be