• om·bond
vervoeging van
ombinden

ombond

  1. enkelvoud verleden tijd van ombinden
    • Ik ombond. 
    • Jij ombond. 
    • Hij, zij, het ombond. 
vervoeging van
ombinden

ombond

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van ombinden
    • ... dat ik ombond. 
    • ... dat jij ombond. 
    • ... dat hij, zij, het ombond.