os
![]() |
- os
- In de betekenis van ‘gecastreerde stier’ voor het eerst aangetroffen in 701 [1]
- Oudnederlands: osso
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | os | ossen |
verkleinwoord | osje | osjes |
de os m
- (landbouw) gecastreerde stier
- (anatomie) bot
- In het menselijk lichaam hebben we zowel in de pols als in de enkel een os naviculare.
|
- De dorsende os zult gij niet muilbanden
iemand die voor je werkt moet je goed behandelen
- Van de os op de ezel springen
steeds van onderwerp veranderen
1. gecastreerde stier
- Het woord os staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "os" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "os" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
os o
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | os | ossa |
genitief | ossis | ossium |
datief | ossī | ossibus |
accusatief | os | ossa |
vocatief | os | ossa |
ablatief | osse | ossibus |