ossenstal
- os·sen·stal
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ossenstal | ossenstallen |
verkleinwoord |
de ossenstal m
- verblijf voor een of meer ossen
- Dan is iedereen er eindelijk, en de uitgever houdt een speech. Hij heeft de achternaam van Jan opgezocht in het Franse woordenboek, en Jan heet eigenlijk Jan Ossenstal, is gebleken. „Maar wel een witte ossenstal!” roept Jan. En Jan blijkt in een donkere kamer zonder ramen geboren te zijn. Daarom moest de rest van zijn leven alles hoogglans wit zijn. [2]
- Het woord ossenstal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ossenstal" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Aaf Brandt Corstius 25 september 2007 Wat doe je als je de eerste bent op het feestje van Jan des Bouvrie?
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be