• ha·mel
enkelvoud meervoud
naamwoord hamel hamels
verkleinwoord hameltje hameltjes

de hamelm

  1. (dierkunde) (landbouw) gecastreerde ram
    • De hamel overleed door de ziekte. 
enkelvoud meervoud
naamwoord hamel hamels
verkleinwoord hameltje hameltjes

de hamelv / m

  1. (landbouw) larve van insecten die wortels aanvreet
53 % van de Nederlanders;
41 % van de Vlamingen.[6]


enkelvoud meervoud
naamwoord hamel hamels

hamel

  1. hamel