hamel
- ha·mel
- via Middelnederlands hamel van Oudhoogduits hamal bn "geknot. verminkt", in de betekenis van ‘gecastreerde ram’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1376 [1] [2] [3]
- vergelijk Nedersaksisch hamel [4] [5]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hamel | hamels |
verkleinwoord | hameltje | hameltjes |
de hamel m
1. gecastreerde ram
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hamel | hamels |
verkleinwoord | hameltje | hameltjes |
- (landbouw) larve van insecten die wortels aanvreet
- Het woord hamel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hamel" herkend door:
53 % | van de Nederlanders; |
41 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ hamel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "hamel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ hamel (insect) op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hamel | hamels |
hamel