Handen verminkt van personen die aan lepra lijden
  • ver·minkt
  • vervoeging van verminken: de stam met de uitgang -t, zonder ge- vanwege voorvoegsel
stellend
onverbogen verminkt
verbogen verminkte

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

vervoeging van
verminken

verminkt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verminken
    • Jij verminkt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verminken
    • Hij verminkt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verminken
    • Verminkt! 
vervoeging van: verminken…
verbogen vorm: verminkte

verminkt

  1. voltooid deelwoord van verminken
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]