• Ham·mel
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Hammel der Hammel Hammel die Hammel
datief me Hammel em Hammel Hammel de Hammel
accusatief en Hammel der Hammel Hammel die Hammel

Hammel, m

  1. (veeteelt) hamel, een gecastreerde bok of ram (Ovis gmelini aries  )