Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: dát


Naar frequentie 5
  • dat
  • In de betekenis van ‘aanwijzend voornaamwoord’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
  • afkomstig van:
Middelnederlands: dat
Oudnederlands: that
Germaans: *þat
Indo-Europees: *tód [2]
  • Verwant in Germaans:
West: Engels: that (Angelsaksisch: sē), Duits: der, (Oudhoogduits: dēr), Fries: de, dy (Oudfries: thī)
Noord: Zweeds/Deens/Noors: den, det, de, (Nynorsk: det, dei, Oudnoords: sá), IJslands: sá, Faeröers: tann, tað, sá
Oost: Gotisch: sa
  • Andere Indo-Europese talen:
Lets/Litouws: tas, ta, Bosnisch: taj, Bulgaars: тоя (toja), Macedonisch: тоа, Servo-Kroatisch: тај (taj), Sloveens: ta, Russisch: тот (tot), этот (etot) Wit-Russisch/Oekraïens: той (toj), Tsjechisch/Pools/Slowaaks: ten, Oppersorbisch/Nedersorbisch: tón

dat

  1. een voegwoord dat een lijdend-voorwerpszin inluidt
    • Hij zei dat hij het niet begreep. 
     De reddingsbrigade blijft benadrukken dat je altijd moet oppassen als je in zeewater zwemt.[3]
  2. een voegwoord dat een onderwerpszin inluidt
    • Dat hij geen afscheid had kunnen nemen, was voor hem een bron van groot verdriet. 
Onderstaande vertalingen dienen nagekeken te worden en omgezet in de bovenstaande tabellen. Nummers na de vertalingen komen niet noodzakelijk overeen met de opgegeven definities. Voor meer uitleg zie WikiWoordenboek:Hoe vertalingen nakijken.

dat o

  1. beperkend in een bijzin die het nog niet geheel bekende antecedent nader bepaalt
    • Hij verkocht het huis dat hij van zijn ouders geërfd had. 

dat o

  1. wijst iets aan dat zich in een afstand van de spreker bevindt en onzijdig is (bij een mannelijk of vrouwelijk zelfstandig naamwoord wordt hiervoor die gebruikt)
    • Dat huis is groter dan dit. 
    • Die fiets is kleiner dan dat autootje. 
  2. (pejoratief) gebruikt in plaats van het aanwijzend voornaamwoord die, om op een zeer onvriendelijke manier naar iemand te verwijzen
    • Dat denkt maar alles te mogen! 
enkelvoud meervoud
naamwoord dat -
verkleinwoord - -

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

de datm

  1. (initiaalwoord), (afkorting) digital audio tape, een digitale geluidsband
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]


dat

  1. dat; beperkend in een bijzin die het nog niet geheel bekende antecedent nader bepaalt


dat

  1. dat; een voegwoord dat een lijdend-voorwerpszin inluidt


m v o mv
nominatief die die dat die
genitief des der des der
datief dien der dien dien
accusatief dien die dat die

dat

  1. nominatief o van het bepaald lidwoord: het
  2. accusatief o van het bepaald lidwoord: het


  • dat

dat

  1. het, 't

dat

  1. dat; een voegwoord dat een lijdend-voorwerpszin inluidt

dat o

  1. dat; beperkend in een bijzin die het nog niet geheel bekende antecedent nader bepaalt

dat o

  1. dat; wijst iets aan dat zich in een afstand van de spreker bevindt en onzijdig is


dat

  1. dat; beperkend in een bijzin die het nog niet geheel bekende antecedent nader bepaalt


persoon enkelvoud tweevoud weinigvoud meervoud
1ste iau amir amital avet
ave
1ste+2de - dor datal dat
da
2de u amur amutal avat
ava
3de i
ia
dir
di
dital diat
dia

dat

  1. 1e persoon inclusief meervoud: wij, een vrij grote groep, jij of jullie inbegrepen


  • dat

dat

  1. genitief meervoud van datum

dat

  1. genitief meervoud van data


dat

  1. dat; beperkend in een bijzin die het nog niet geheel bekende antecedent nader bepaalt


dat

  1. dat; een voegwoord dat een lijdend-voorwerpszin inluidt


.De Leiestreke is e streke in Vloandern woa dat de riviere de Leie deure lopt.

De Leienstreek is een streek in Vlaanderen waar dat de rivier de Leie door stroomt.