dat
![]() |
Naar frequentie | 5 |
---|
- dat
- In de betekenis van ‘aanwijzend voornaamwoord’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
- afkomstig van:
- Middelnederlands: dat
- Oudnederlands: that
- Germaans: *þat
- Indo-Europees: *tód [2]
- Verwant in Germaans:
- Andere Indo-Europese talen:
- Lets/Litouws: tas, ta, Bosnisch: taj, Bulgaars: тоя (toja), Macedonisch: тоа, Servo-Kroatisch: тај (taj), Sloveens: ta, Russisch: тот (tot), этот (etot) Wit-Russisch/Oekraïens: той (toj), Tsjechisch/Pools/Slowaaks: ten, Oppersorbisch/Nedersorbisch: tón
dat
- een voegwoord dat een lijdend-voorwerpszin inluidt
- Hij zei dat hij het niet begreep.
- ▸ De reddingsbrigade blijft benadrukken dat je altijd moet oppassen als je in zeewater zwemt.[3]
- ▸ "Op mijn leeftijd telt nog maar één ding: peace of mind", zei Buikhuisen over de verzoening. "Carel Stolker heeft mij die peace of mind gegeven." Stolker zelf zei te hopen dat de universiteit en de faculteit in de toekomst bij controversieel onderzoek de rug recht houden.[4]
- een voegwoord dat een onderwerpszin inluidt
- Dat hij geen afscheid had kunnen nemen, was voor hem een bron van groot verdriet.
- ▸ 'Duurzame mijlpaal': De rechter oordeelt dat de gemeente bevoegd is om zo'n verbod op te leggen en vindt de argumenten van Den Haag voldoende onderbouwd. Dat de bijdrage van het verbod op landelijk en wereldwijd niveau "gering is", doet daar niet aan af, aldus de rechter.[5]
|
1. een voegwoord dat een lijdend-voorwerpszin inluidt
- Onderstaande vertalingen dienen nagekeken te worden en omgezet in de bovenstaande tabellen. Nummers na de vertalingen komen niet noodzakelijk overeen met de opgegeven definities. Voor meer uitleg zie WikiWoordenboek:Hoe vertalingen nakijken.
dat o
- beperkend in een bijzin die het nog niet geheel bekende antecedent nader bepaalt
- Hij verkocht het huis dat hij van zijn ouders geërfd had.
dat o
- wijst iets aan dat zich in een afstand van de spreker bevindt en onzijdig is (bij een mannelijk of vrouwelijk zelfstandig naamwoord wordt hiervoor die gebruikt)
- Dat huis is groter dan dit.
- Die fiets is kleiner dan dat autootje.
- ▸ "Dat wordt straks wel even wennen", zegt machinist Jos van der Veen tegen RTV Noord. Hij had gisteravond zijn laatste rit naar het "oude hoofdstation"". "Ik vind het mooi om een stukje spoorweggeschiedenis mee te maken, zowel aan het einde van iets of het begin van iets. Nu mag ik het einde meemaken, hartstikke leuk."[6]
- (pejoratief) gebruikt in plaats van het aanwijzend voornaamwoord die, om op een zeer onvriendelijke manier naar iemand te verwijzen
- Dat denkt maar alles te mogen!
1. wijst iets aan dat zich in een afstand van de spreker bevindt
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dat | - |
verkleinwoord | - | - |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
- Het woord dat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dat" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[7] |
- ↑ "dat" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ dat op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron “Dit moet je weten over een mui, een plek die je de zee in kan sleuren”, NOS-stories
- ↑
Weblink bron “Criminoloog Wouter Buikhuisen (91) overleden” (10 mei 2025), NOS
- ↑
Weblink bron “Den Haag krijgt gelijk van de rechter: verbod op fossiele reclames mag” (25 april 2025), NOS
- ↑
Weblink bron “Station Groningen ruim twee maanden dicht vanwege verbouwing” (10 mei 2025), NOS
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be