• pe·jo·ra·tief
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ongunstig’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1]
  • afgeleid van het Franse péjoratif
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen pejoratief pejoratiever pejoratiefst
verbogen pejoratieve pejoratievere pejoratiefste
partitief pejoratiefs pejoratievers -

pejoratief

  1. minachting tonend
    • Maar weinig mensen gebruiken vaak pejoratieve woorden. 
  2. een ongunstige hoedanigheid of ontwikkeling aanduidend
enkelvoud meervoud
naamwoord pejoratief pejoratieven
verkleinwoord pejoratiefje pejoratiefjes

de pejoratiefm

  1. een woord waarmee minachting getoond wordt
    • Je moet niet zoveel pejoratieven in je tekst gebruiken, mensen vinden dat niet prettig. 
35 % van de Nederlanders;
75 % van de Vlamingen.[2]