persoon enkelvoud tweevoud weinigvoud meervoud
1ste iau amir amital avet
ave
1ste+2de - dor datal dat
da
2de u amur amutal avat
ava
3de i
ia
dir
di
dital diat
dia

amital

  1. 1e persoon weinigvoud exclusief: wij drieën of een kleine groep aanduidend
    «Amital tar kap ia.»
    We hebben het gebracht.