bijzin
- bij·zin
- samenstelling van bij en zin
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bijzin | bijzinnen |
verkleinwoord | bijzinnetje | bijzinnetjes |
de bijzin m
- (taalkunde) een deel van een uiting dat een ondergeschikte rol speelt ten opzichte van de hoofdzin
- Maar wat is hier nu de hoofdzin en wat is de bijzin?
- Ik ga naar school, omdat het moet. omdat het moet is hier de bijzin.
- ▸ Deze trailnaam had ze gekregen vanwege haar fascinatie voor het boek ‘Slaughterhouse five’ van Kurt Vonnegut, waarin vaak de bijzin ‘so it goes’ terugkomt.[1]
1. een deel van een uiting dat een ondergeschikte rol speelt ten opzichte van de hoofdzin
- Het woord bijzin staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bijzin" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be