te
Niet te verwarren met: Te, -te |
- Als ‘voorzetsel’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
- In "des te meer" etc. gaat "te" terug op Oudnederlands thiu, een oude instrumentalis van het aanwijzend voornaamwoord that[2] [3] [4]
te
- bij plaatsaanduidingen: in.
- Ik ben geboren te Amerongen.
- met gebruikmaking van, per, middels.
- Komt u te voet, te paard, met de auto of op de fiets?
- Ik zal ze te vuur en te zwaard bestrijden.
- komt regelmatig voor in combinatie met een infinitief.
- Ik beveel je te zitten.
- Ik vraag je iets te doen.
- Het is duidelijk te zien.
- Vanouds met datief. In veel staande uitdrukkingen is dit bewaard gebleven, vaak in samentrekkingen met het lidwoord:
1. plaats
te
- in grotere mate of hoeveelheid dan wenselijk is
- Als je het te snel doet, lukt het niet.
- Het woord te staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "te" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "te" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ te op website: Etymologiebank.nl
- ↑ te op website: Etymologiebank.nl
- ↑ te op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /tə/
- te
- Afgeleid van het Nederlandse te
te
- te; in grotere mate of hoeveelheid dan wenselijk is
te
- IPA: /te/
- te
- Afgeleid van het Proto-Germaanse *ta
te
te
te m
nominatief | genitief | datief | accusatief | benadrukt |
---|---|---|---|---|
tu | ton / ta / tes |
toi | te | toi |
te
te
persoon | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
eerste | én | mi |
tweede | te | ti |
tweede formeel |
ön | önök |
derde | ő | ők |
te
- IPA: /tʲe/
te
te
- de, het; bepaald lidwoord.
- (altijd gevolgd door een numeraal suffix of een zeker zelfstandig naamwoord waaraan aldtijd het expletieve na is toegevoegd) - een; onbepaald lidwoord
- (ietwat als lidwoord gebruikt) - één; de kleinste niet-ledige verzameling
- IPA: /teː/
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | tū | vōs |
accusatief | tē | |
genitief | tui | vestri |
datief | tibi | vōbis |
ablatief | tē |
tē
- jou, je (accusatief van de tweede persoon enkelvoud)
- door jou (ablatief van de tweede persoon enkelvoud)
te
- IPA: /tɐ/ (Etsbergs)
te
- gemuteerde onbeklemtoonde accusatief van doe.
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
bepaald | geheel | te g- | tör |
gemut. | de g- | dör | |
onbepaald | geheel | te | te, tör |
gemut. | de | de, dör) |
te + datief/accusatief/locatief
- onbeklemtoonde vorm van tö.
te
- Afgeleid van het Angelsaksische þē
te
- IPA: /tə/
- te
te
- Limburgs: te, tö
- Nederlands: te
te
- te; in grotere mate of hoeveelheid dan wenselijk is
te
- te; komt regelmatig voor in combinatie met een infinitief
- IPA: /tɛ/
- te
te
- die; nominatief meervoud van ten
- die; accusatief meervoud van ten
te
- te
te
- de letter T
te
- die; onbezield nominatief meervoud van ten
- die; onbezield accusatief meervoud van ten
te
enkelvoud | meervoud | |||||
---|---|---|---|---|---|---|
onderwerp | meewerkend voorwerp |
lijdend voorwerp |
onderwerp | meewerkend voorwerp |
lijdend voorwerp | |
1e persoon | yo | me | me | nosotros m nosotras v |
nos | nos |
2e persoon |
tú | te | te | vosotros m vosotras v |
os | os |
3e persoon |
él m ella v |
lo/le m la v |
le (se) | ellos m ellas v |
los/les m las v |
les (se) |
3e persoon (formeel) |
usted | ustedes |
te
- IPA: /tɛ/
- te
[A] te o
- de letter T
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | te | te |
genitief | te | te |
datief | te | te |
accusatief | te | te |
vocatief | te | te |
locatief | te | te |
instrumentalis | te | te |
[B] te
- (spreektaal) dat is
te
- bepaald lidwoord, de.
te
- te; komt regelmatig voor in combinatie met een infinitief
te
- te; komt regelmatig voor in combinatie met een infinitief
te
- (Zuidwestfaals) te; komt regelmatig voor in combinatie met een infinitief
te
- te
te o
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | te | teet | teer | teerna |
genitief | tes | teets | teers | teernas |