Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Te, -te

te

  1. bij plaatsaanduidingen: in.
    • Ik ben geboren te Amerongen. 
  2. met gebruikmaking van, per, middels.
    • Komt u te voet, te paard, met de auto of op de fiets? 
    • Ik zal ze te vuur en te zwaard bestrijden. 
  3. komt regelmatig voor in combinatie met een infinitief.
    • Ik beveel je te zitten. 
    • Ik vraag je iets te doen. 
    • Het is duidelijk te zien. 
Vanouds met datief. In veel staande uitdrukkingen is dit bewaard gebleven, vaak in samentrekkingen met het lidwoord:
ten = te + den (m, o)
ter = te + der (v)
De broek is te groot.

te

  1. in grotere mate of hoeveelheid dan wenselijk is
    • Als je het te snel doet, lukt het niet. 
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[5]
  • te
  • Afgeleid van het Nederlandse te

te

  1. te; in grotere mate of hoeveelheid dan wenselijk is

te

  1. te; bij plaatsaanduidingen: in
  2. te; komt regelmatig voor in combinatie met een infinitief
nominatief genitief datief accusatief benadrukt
tu ton / ta /
tes
toi te toi

te

  1. jou, je (gebruikt voor het lijdend voorwerp).
  2. reflexief voornaamwoord van de tweede persoon (je).
persoon enkelvoud meervoud
eerste énmi
tweede teti
tweede
formeel
önönök
derde őők

te

  1. jij

te

  1. de, het; bepaald lidwoord.
  2. (altijd gevolgd door een numeraal suffix of een zeker zelfstandig naamwoord waaraan aldtijd het expletieve na is toegevoegd) - een; onbepaald lidwoord
  3. (ietwat als lidwoord gebruikt) - één; de kleinste niet-ledige verzameling

  1. jou, je (accusatief van de tweede persoon enkelvoud)
  2. door jou (ablatief van de tweede persoon enkelvoud)
  • IPA: /tɐ/ (Etsbergs)

te

  1. gemuteerde onbeklemtoonde accusatief van doe.
enkelvoud meervoud
bepaald geheel te g- tör
gemut. de g- dör
onbepaald geheel te te, tör
gemut. de de, dör)

te + datief/accusatief/locatief

  1. onbeklemtoonde vorm van .
  • Afgeleid van het Angelsaksische þē

te

  1. je, jou; 2e persoon enkelvoud object van þou

te

  1. te; komt regelmatig voor in combinatie met een infinitief


  • te

te

  1. de letter T

te

  1. die; onbezield nominatief meervoud van ten
  2. die; onbezield accusatief meervoud van ten

te

  1. bepaald lidwoord, de.


te

  1. te; komt regelmatig voor in combinatie met een infinitief


te

  1. te; komt regelmatig voor in combinatie met een infinitief

te

  1. (Zuidwestfaals) te; komt regelmatig voor in combinatie met een infinitief