thee
- thee
- via Indonesisch teh van Minnan 茶 (tê), in de betekenis van ‘aftreksel van bladeren’ aangetroffen vanaf 1637 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | thee | thees theeën |
verkleinwoord | theetje | theetjes |
de thee m
- gedroogde bladeren van de theestruik
- (drinken) warme drank bereid van de bladeren van de onder [1] genoemde theestruik
- De Gezondheidsraad beveelt drie koppen zwarte of groene thee per dag aan. Dat verlaagt het risico op hartinfarcten, beroerten en type 2 diabetes[2]
- ▸ Overal ter wereld was de lokale bevolking gastvrij en verwelkomde vermoeide lopers met een warme kop thee of een bed voor de nacht.[3]
- een kop gevuld met deze drank
- (bij uitbreiding) een aftreksel/infusie van eender welke plant of deel van een plant
- bijeenkomst waar men thee geserveerd krijgt
- Ik nodig je uit voor de thee
|
Slappe thee, ofwel: iets van mindere kwaliteit
Daar houd ik niet van
Dat is iets heel anders
|
1.
- Het woord thee staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "thee" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "thee" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ www.parool.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
thee
- jou, u (de accusatieve vorm van het archaïsche persoonlijk voornaamwoord thou).