beroerte

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·roer·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord beroerte beroerten,
beroertes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de beroertev

  1. (medisch) een acute beschadiging van de hersenen die veroorzaakt wordt door een bloeduitstorting in de hersenen
    • Veel mensen die eerder een hartaanval of beroerte hebben gehad, gebruiken nu medicijnen om de kans daarop te verminderen.[3] 
    • Het jaar erop overleed Reuvens onverwachts aan een beroerte.[4] 
    • Na de beroerte kon de vrouw niet meer goed praten, had ze een scheve mond en was ze verlamd aan één kant. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen