attaque
- at·ta·que
- van Frans attaque zn , in de betekenis "aanval" al aangetroffen in 1658 [1][2]
- [1.1] (verkorting) zenuwattaque, in de betekenis "beroerte" voor het eerst aangetroffen in 1895 [3]
- [1.2] (verkorting) hartattaque
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | attaque | attaques |
verkleinwoord | - | - |
- (medisch) plotseling sterk opkomende ziekteverschijnselen
- verlammingsverschijnselen doordat een bloedvat in de hersenen niet meer goed werkt
- hartaandoening doordat de bloedtoevoer naar de hartspier niet goed werkt
- (militair) (verouderd) geheel van krachtige gevechtshandelingen waarmee bewust een conflict wordt begonnen
- (figuurlijk) plotselinge scherpe kritiek
- (muziek) manier waarop musici het begin van een noot of muziekstuk laten te klinken
- (oenologie) eerste indruk van de smaak of geur
- [1.1] beroerte, cerebrovasculair accident, CVA, hersenbloeding, herseninfarct
- [1.2] hartaanval, hartinfarct
- [2], [3] aanval
- [3] uithaal
- [4] aanzet, inzet
- Het woord attaque staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "attaque" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ attaque op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "attaque" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
attaque | l'attaque | attaques | les attaques |
attaque m
vervoeging van |
---|
attaquer |
attaque