• in·zet
enkelvoud meervoud
naamwoord inzet inzetten
verkleinwoord inzetje inzetjes

de inzetm

  1. (spel) wat men aan het risico van het spel blootstelt
  2. de mate waarin men zich aan een bepaald doel wijdt
Onderstaande vertalingen dienen nagekeken te worden en omgezet in de bovenstaande tabellen. Nummers na de vertalingen komen niet noodzakelijk overeen met de opgegeven definities. Voor meer uitleg zie WikiWoordenboek:Hoe vertalingen nakijken.
vervoeging van
inzetten

inzet

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inzetten
    • ... dat ik inzet. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inzetten
    • ... dat jij inzet. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inzetten
    • ... dat hij inzet. 
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be