stake
- Geluid: stake (US) (hulp, bestand)
- erfwoord van Angelsaksisch staca, Protogermaans *stakon.[1]
enkelvoud | meervoud |
---|---|
stake | stakes |
stake
- paal, staak
- (historisch) brandpaal, brandstapel
- inzet [1]
- tentharing
- (textiel) bies [1]
- (techniek) bankaambeeld
- To be at stake
De inzet zijn, op het spel staan
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to stake |
he/she/it | stakes |
verleden tijd | staked |
voltooid deelwoord |
staked |
onvoltooid deelwoord |
staking |
gebiedende wijs | stake |
stake
- overgankelijk afbakenen, afpalen
- overgankelijk vastbinden (aan een paal of staak)
- overgankelijk spietsen
- overgankelijk verwedden
- overgankelijk (financieel) steunen