spietsen
- spiet·sen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
spietsen /'spitsə(n)/ |
spietste /'spitstə/ |
gespietst /ɣə'spitst/ |
zwak -t | volledig |
spietsen
- overgankelijk doorboren met een spies of ander puntig voorwerp
- overgankelijk ter dood brengen door doorboring met een spiets
- Vlad Dracula spietste een groot aantal van zijn tegenstanders.
2. ter dood brengen door doorboring met een spies
de spietsen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord spiets
- Het woord spietsen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "spietsen" herkend door:
79 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be