• spiet·sen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
spietsen
/'spitsə(n)/
spietste
/'spitstə/
gespietst
/ɣə'spitst/
zwak -t volledig

spietsen

  1. overgankelijk doorboren met een spies of ander puntig voorwerp
  2. overgankelijk ter dood brengen door doorboring met een spiets
    • Vlad Dracula spietste een groot aantal van zijn tegenstanders. 

de spietsenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord spiets
79 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be