• tent·ha·ring
enkelvoud meervoud
naamwoord tentharing tentharingen
verkleinwoord tentharinkje tentharinkjes

de tentharingm

  1. (kamperen) haring voor het vastzetten van de scheerlijnen van een tent, meestal een metalen pen, echter in zand kan men beter de variant van hout gebruiken
93 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[2]