Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tent
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tijdelijk verblijf uit licht materiaal’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • Via het Franse tente van het Latijnse voltooid deelwoord tendita.
enkelvoud meervoud
naamwoord tent tenten
verkleinwoord tentje tentjes

Zelfstandig naamwoord

de tentm

  1. (toerisme) verplaatsbare constructie van over stokken of buizen gespannen doek die als (tijdelijk) onderdak dient
     Ik was blij dat we aan het afdalen waren en dat ik snel weer veilig in mijn tent in het dal kon kruipen.[2]
  2. (informeel) café, restaurant of andere openbare plek
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • de tent afbreken
alles kort en klein slaan (bijvoorbeeld in een café)
  • de tent sluiten
een café, restaurant enz. sluiten
ophouden met werken
  • ergens zijn tenten opslaan
ergens gaan wonen
  • iemand uit zijn tent lokken
iemand bewust tot (nadelig) handelen verlokken, iemand provoceren
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • tent
Naar frequentie 5480
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud tent - -
o enkelvoud tent
meervoud tente
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
tente - -

Bijvoeglijk naamwoord

tent

  1. aangedraaid
  2. ontstoken
    «Ni av ti syklister i Danmark sykler med tent lykt i mørket.»
    Negen van tien fietsers in Denemarken fietsen met aangestoken licht in de duisternis.

Werkwoord

tent

  1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van tenne

tent

  1. voltooid (verleden) deelwoord bedrijvende vorm van tenne


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • tent
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud tent - -
o enkelvoud tent
meervoud tente
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
tente - -

Bijvoeglijk naamwoord

tent

  1. aangedraaid
  2. ontstoken

Werkwoord

tent

  1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van tena

tent

  1. voltooid (verleden) deelwoord bedrijvende vorm van tena

Werkwoord

tent

  1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van tene

tent

  1. voltooid (verleden) deelwoord bedrijvende vorm van tene