tentstok
- tent·stok
- samenstelling van tent en stok [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tentstok | tentstokken |
verkleinwoord | tentstokje | tentstokjes |
de tentstok m
- een paal waarmee het tentdoek omhooggehouden wordt in een tent
- Spelletjes zijn op vakantie even onmisbaar als tentstokken en een glas wijn. Een fijn spel vormt de vanzelfsprekende afsluiting van een zomerdag. Maar welk spel gaat er mee? [2]
- Het woord tentstok staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tentstok" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Lucas Brouwers 24 juni 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be