• tent·slet
enkelvoud meervoud
naamwoord tentslet tentsletten
verkleinwoord tentsletje tentsletjes

de tentsletv

  1. (pejoratief) vrouw die tijdens (muziek)festivals seksueel actief is
     Ook het Vlaamse woord van het jaar is bekend: tentsletje (op muziekfestivals pleegt ze haar tentje op te zetten op de kampeerweide en vervolgens manskerels naar haar lustoord te draineren)[1]
  2. (pejoratief) meisje of vrouw in het algemeen
     Vlaams werkt zo pacificerend dat je zonder tegenstribbelen het huis gaat kuizen als het eerste beste tentsletje dat vraagt.[2]
     Onze Zuiderburen zijn drie jaar geleden ook mee gaan doen, het resultaat: tentsletje (2010), stoeproken (2011) en frietchinees (2012). Een Vlaamse tentslet tegenover een Nederlandse gedoogregering, het contrast kan bijna niet groter.[3]
  1.   Weblink bron “Daggeren legt het af tegen gedoogregering” (14/12/2010), HP de Tijd
  2.   Weblink bron
    Geschreven door:Tim Jansen
    “Vlaams is geil, Vlaams is sexy” (07/07/2014), HP de Tijd
  3.   Weblink bron
    Annelies Beltman
    “Selfie, participatiesamenleving, tentsletje: tijdreizen met woorden” (20/11/2013), HP de Tijd