tentje
- tent·je
het tentje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord tent
- ▸ Ik was totaal weggeregend in mijn tentje en had het hele weekend een beetje verloren en verveeld voor me uit zitten kijken in een kroeg.[1]
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers