attaquer
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
attaquer |
attaquais |
attaqué |
eerste groep | volledig |
attaquer
- aanvallen
- (spreektaal) (figuurlijk) aanvallen, beginnen met eten
- «Alors, on attaque?»
- Zullen we aanvallen? [1]
- «Alors, on attaque?»